Vóór de restauratie draaiden de wieken van de karakteristieke korenmolen Windlust iedere zaterdag. De naam van de molen verraadt dat deze op de wind draait. Dat klinkt  simpeler dan het is; er komt heel wat vakmanschap bij kijken om graan tot meel te vermalen. Carl Doeke Eisma werkt al sinds 1986 als vrijwillig molenaar op de Wassenaarse stellingmolen. Hij vertelt enthousiast over zijn passie voor het mooie oude ambacht, waar in al die eeuwen maar weinig aan is veranderd.

‘Welnee, ik had helemaal geen plannen om molenaar te worden. Het is gewoon puur toeval,’ zegt Carl. ‘Ik zat in het onderwijs en op vakantie, het zal in 1984 zijn geweest, raakte ik met een molenaar aan de praat. Die man kon zó gepassioneerd vertellen over zijn vak… dat liet me niet meer los. ‘Hebben we in Wassenaar eigenlijk een molen?’, vroeg ik aan mijn vrouw Hennie. Zij wees me op Windlust, midden in het dorp.’

Foto molenaar Carl Doeke Eisma

Klimmen in de wiek

‘Vervolgens ben ik op een zaterdagmiddag langsgegaan bij toenmalig molenaar Jan van der Veek. ‘Kun je nog een knechtje gebruiken?’ vroeg ik hem. Hij had al een heleboel knechten zei hij, maar ik kon er nog wel bij. ‘Klim maar eens in de wiek’, zei Jan. Ik moest mijn geschiktheid natuurlijk direct bewijzen. Het waaide keíhard, windkracht 7 denk ik. ‘Met die wind? Ik ben daar gek’, zei ik. ‘Ok’, zei Jan. ‘Je mag volgende week terugkomen. Maar durf je het dan nóg niet, dan hoef je nooit meer terug te komen.’ En hij had groot gelijk natuurlijk. Je moet niet bang zijn in dit vak.’

Molenaar word je niet zomaar

‘Het toeval wil dat molenaar Jan van der Veek zou gaan verhuizen. De gemeente Wassenaar wilde als eigenaar van Windlust de molen niet onbeheerd laten, dus moest er snel een opvolger komen. In 1984 ben ik met de opleiding tot vrijwillig molenaar begonnen; een pittige 2-jarige opleiding. Je moet álles leren over de werking van de verschillende soorten molens, over de bediening, over de veiligheid, over het weer; dat laatste is trouwens het onderdeel waar de meeste mensen op zakken. Omdat ik Jan op wilde volgen, heb ik het voor elkaar gekregen om die opleiding in één jaar te doen. Dat was flink aanpoten, en ondertussen werkte ik ook nog in het onderwijs. In de avonduren zat ik van die enorme dikke pillen over molens door te ploeteren...’ Hij lacht: ‘Mijn vrouw kende op een gegeven moment ook alle molensoorten en de namen van de onderdelen.’

Pech of mazzel

De opleiding bestaat naast theorie ook uit twee praktijkexamens die op een andere molen plaatsvinden. Carl vertelt dat hij daar flink geluk mee heeft gehad. ‘De eerste keer kwam ik bij die molen en een van de wieken stond in de grond. Hij was kapot en dus ging het feest niet door. Gelukkig had de betreffende molenaar mij daar al een paar keer in actie gezien. Hij gaf aan dat hij voor mij kon instaan. ‘Die kan het’, zei de man.’ Dat was echt mazzel, vindt Carl. Het volgende examen vond plaats op een molen in Maassluis. Carl: ‘Ik was de vierde en laatste kandidaat van die dag en er hing een raar sfeertje. Ik moest verschillende opdrachten enkele malen opnieuw doen. Niet omdat het niet goed ging. Ik weet dat ik dacht ‘Is dit niet een beetje overdreven?’. Wat bleek: mijn voorganger had een epileptische aanval gehad en was uit een van de wieken gevallen bij het voorleggen van een zeiltje. Dus de examinatoren waren door dat ongeluk behoorlijk van slag. Gelukkig hebben ze besloten, na aandringen van de molenaar, om mijn examen tóch door te laten gaan. En zo ben ik in 1986, samen met Pieter van der Veek (achterneef van molenaar Jan van der Veek), door de gemeente Wassenaar aangesteld als vrijwillig molenaar. Pieter was overigens niet alleen molenaar, hij werkte bovendien als molenmaker bij de firma Verbij; van hem heb ik echt de kneepjes van het vak geleerd.’

Vrijwillig molenaar

In 1972 is het Gilde van Vrijwillige Molenaars opgericht. Carl: ‘Toen bestonden er nog beroepsmolenaars, vandaar dat er onderscheid moest worden gemaakt. Maar ik roep altijd ‘Hoezo vrijwillig? Ik ben door mijn vrouw gestuurd, dus daar is niks vrijwilligs aan.’’ Hij lacht. ‘Tegenwoordig kun je er niet meer van leven, dus wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen beroeps of vrijwillig. De naam verandert binnenkort in het Gilde van Molenaars. Het leuke is dat mensen met allerlei verschillende achtergronden en beroepen molenaar kunnen worden. Ook hier in Wassenaar: ik kom uit het onderwijs, Erik Kopp uit de marine en Jeroen Oorsprong is natuurkundige. Wij hebben samen altijd meer dan voldoende gespreksstof. Over voetbal of vrouwen hebben we het vrijwel nooit. Wat molenaars met elkaar gemeen hebben? Eh…. Ze moeten een beetje een tic hebben denk ik. Wat dat precies is weet ik niet.’ Als hij later in het gesprek vertelt dat sommige molenaars vroeger altijd een beetje buiten de wet leefden veert hij op. Met twinkelende ogen: ‘Dát is het! Dat past wel bij mij. In mijn tijd van Provo’s en de Kabouters was ik ook vaak buiten de gevestigde orde bezig. Dát is die tic voor mij!’

foto molenaars

Draaien aan het kruirad

‘Hoe een dagje op de molen werkt? Je begint met het hijsen van het vlaggetje bovenin; hét teken dat je er bent. En dan verricht je een aantal handelingen in vaste volgorde. Eerst moet je de molen van de ketting halen. Je kijkt waar de wind staat en met behulp van het kruirad draai je de wieken op de wind en leg je er zo nodig de zeilen voor. Je controleert de molen en brengt de netten aan voor de veiligheid, waar bezoekers dus achter moeten blijven. Tussen windkracht 4 en 8 kun je gaan malen; harder kan niet. Dit duurt alles bij elkaar, als je goed samenwerkt, zo’n 10 minuten. Eerst laat je de molen loos draaien en daarna verbind je de molen met de maalsteen. Om te kunnen malen moet je de loper, de bovenste maalsteen die draait, in beweging brengen. Deze draait óver de ligger. De loper weegt zo’n 1500 kilo; dus die krijg je niet zomaar in beweging!’

Schuddebak en klapspaan

‘Op één van de zolders van de molen staat een bak: het kaar. Daar stort je 6 á 7 zakken graan in om te kunnen malen. En dan komt het aan op het meest intelligente onderdeel van de molen: de klapspaan. De klapspaan is verbonden met de schuddebak. Elke keer dat de vierkante stang – die de beweging van de wieken overbrengt op de bovenste steen – een slag draait, tikt ‘ie de klapspaan aan en komt er een scheut graan tussen de stenen.’ Hij gebaart met zijn hand op het ritme: ‘Tik... Tik…. Tik…. En waait het hard dan hoor je tik-tik-tik-tik-tik…. Wie dat ooit heeft bedacht! Echt een enorm slimme uitvinding; de hele werking van een korenmolen is afhankelijk van die klapspaan. Je zet een zak onder de meelgoot en daar stroomt dan het gemalen volkorenmeel in. Als molenaar let je heel goed op het meel dat door die meelgoot stroomt; gaat het niet te langzaam of te hard? Wordt het meel niet te warm? Je moet goed voelen en kijken. Als molenaar ben je verantwoordelijk voor de kwaliteit van het meel dat naar de bakker gaat. In ons geval dus bakker Kaptein. Is de meelzak van 25 kilo vol, dan plaats je een nieuwe zak eronder. Bij windkracht 7 draai je zo’n zak in slechts 5 minuten!’

Korenmolenaar: een vak apart

Het malen van het koren is een vak apart vertelt Carl. ‘Dat is geen onderdeel van de molenaarsopleiding. Daarom heb ik in 1987, samen met Pieter van der Veek, de aanvullende ‘Cursus voor Korenmolenaar’ gevolgd. Daarin gaat het vooral over het malen en het stellen van de maalstenen en het billen.’ Hij spreekt het woord nadrukkelijk uit. ‘Had ik het daarover met schoolkinderen die onze molen bezochten, dan moesten ze heel hard lachen. Billen! Maar met billen bedoelen we eigenlijk de bilnaad. En dat is precies wat die billen in de stenen zijn: gleuven die je in de molensteen hakt. Dit heb ik zelf ook wel gedaan. Het rondleiden van bezoekers en schoolklassen is een goede zaak lijkt me. Zo kunnen ze echt zien wat er gebeurt en dat kan heel leerzaam zijn. Voor schoolkinderen is het bezoek vaak een combinatie met het kneden en bakken van een broodje bij bakker Kaptein, natuurlijk van ons meel gemaakt. Hun enthousiasme en de open vragen zijn soms heel ontwapenend.’

Taal van de molen

‘Ik heb iets met taal. Ik ben onder meer leraar Nederlands geweest en ik heb de nodige boeken, artikelen, gedichten en liedjes geschreven, ook voor De Wassenaarse Krant. Dus ook taalkundig gezien houd ik me met woorden als klapspaan en schuddebak bezig. Wist je overigens dat molens ook gebruikt worden om mee te communiceren? De wieken kun je bijvoorbeeld in de vreugd of in de rouw zetten. Die wiekentaal ging zeker vroeger heel ver, bijvoorbeeld in de Zaanstreek was het een soort codetaal geworden. Zelfs in de oorlog zijn de molens als communicatiemiddel gebruikt. Zo spraken molenaars met elkaar af hoe ze elkaar konden waarschuwen. Bijvoorbeeld een lege graanzak in de wieken binden betekende zoiets als ‘De Duitsers komen eraan.’ Daar zijn de Duitsers trouwens nooit achter gekomen.’

Ik kan gelukkig nog het nodige

‘‘Wordt het niet eens tijd om te stoppen’, vroeg mijn vrouw tijdens deze restauratie die veel langer heeft geduurd dan aanvankelijk gedacht. Overigens niet zo verwonderlijk. Ik ben in 1986 op mijn 49e begonnen, dus reken maar uit. Hoewel ik nog steeds in m’n eentje met de molen zou kunnen werken, is het verstandig om dat op mijn leeftijd niet meer te doen. Tegenwoordig zijn we met drie molenaars en een leerling-molenaar en we werken dan ook minstens met z’n tweeën. We weten precies wat we aan elkaar hebben en vertrouwen elkaar volledig. Dat is belangrijk, want molenaar is een mooi vak, maar het kan ook gevaarlijk zijn. Er zijn in de loop van de eeuwen heel veel molens én molenaars gesneuveld. Natuurlijk speelt het weer daarbij een rol, zoals blikseminslag, waarbij er brand kan uitbreken. En je kunt als molenaar vallen; er zijn zat luiken en smalle trappetjes en je klimt natuurlijk in de wieken. Je moet ook goed in de gaten houden welke deur je gebruikt. Is de molen omgekruid, dan moet je de deur aan die kant dichthouden, anders krijg je letterlijk een klap van de molen als je naar buiten gaat.’

Wat een verteller is deze molenaar! Wat een liefde voor molen Windlust aan het Molenplein, voor de historie en voor het ambacht.  

Auteur: Yvonne Andrée Wiltens